Als we niet snel genoeg actie ondernemen, missen we de boot met kunstmatige intelligentie. Dat is, althans, de vrees van verschillende Europese landen, alsook de Nederlandse overheid. Maar als je het aan Pim Haselager vraagt kunnen we ons in Europa nog steeds meer dan voldoende onderscheiden, en een wezenlijk verschil maken in hoe AI zich ontwikkelt. En daarbij is het cruciaal dat wetenschappers en het bedrijfsleven samen optrekken, onderstreept Haselager.

Welke ontwikkelingen zie jij binnen AI?

‘Grofweg zien we dat de ontwikkeling van AI nu twee kanten op gaat. Aan de ene kant heb je het destructieve hyperkapitalisme van de grote techbedrijven uit de Verenigde Staten: stop zoveel mogelijk geld in AI, laat het zo snel mogelijk groeien ongeacht de gevolgen. Move fast and break things, zo luidt de slogan. De andere aanpak is die van de sociale controle, zoals we bijvoorbeeld in China zien. Een overheid die zoveel mogelijk data over zijn burgers verzamelt, een algoritme dat analyseert of niemand zich misdraagt.’

‘In Europa lopen we inderdaad achter op Musk en Zuckerberg, en op wat ze in China doen. Maar eigenlijk is het helemaal niet zo slim om als een gek achter die destructieve vorm van AI aan te rennen. In Europese context hebben we het vaak over een derde weg van AI. Een variant die mensenrechten respecteert, en die de democratie en individualiteit die we zo belangrijk vinden beschermt.’

‘Regelgeving kan die derde weg versterken, en daar liggen kansen. Ook voor het bedrijfsleven. Regels zijn altijd lastig natuurlijk, en zonder regels gaat het sneller. Maar de kwaliteit van AI, en de acceptatie ervan in de maatschappij, die kun je juist vergroten. Als je het mensvriendelijk ontwerpt, door bijvoorbeeld rekening te houden met de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, dan heb je een variant die op de lange termijn opeens een stuk beter te verteren is voor ons.’

‘En daar is natuurlijk ook een verdienmodel van te maken. Een grotere acceptatie door gebruikers, internationaal in niet alleen Europa maar ook India en Zuid-Amerika, en een speelveld waarin geen sprake meer is van een onvermijdelijke ‘race to the bottom’ bieden grote commerciële kansen. Maar dan moet de EU dat wel actief financieel ondersteunen. Later hoor je dan niemand meer erover dat we oorspronkelijk achterliepen op andere landen. En qua regelgeving lopen we voor, niet achter. Of dat gaat werken? Gegeven wat er op het spel staat, zie ik eigenlijk niet eens een andere keus. We moeten van de nood een deugd maken. En we weten niet of het lukt, tot we het proberen.’

Hoe zoek jij de samenwerking met bedrijven op?

‘Ik geef wekelijks lezingen door het hele land. Van de Zuidas tot de kerk, van kinderbibliotheken tot advocatenkantoren, met iedereen ga ik in gesprek over AI. Eigenlijk zeggen ze allemaal hetzelfde: we zijn bang om de boot te missen. Iedereen wil iets met AI, maar is ook beducht voor de risico’s. Daarom zeg ik ook: je hoeft helemaal niet altijd voorop te lopen. Stel dat je AI onverstandig inzet, dan loop je het risico op claims, op investeringsverlies in een technologie die achteraf misschien helemaal niet doet wat jouw organisatie nodig heeft. Dat hebben we bij AI en andere techzaken al vaker meegemaakt in het verleden – denk bijvoorbeeld aan de internetbubbel rond 2000, of het falen van Google Glass [Google’s augmented reality-bril –red.].’

‘Door in gesprek te gaan met al die organisaties, heb ik een goed idee van de zorgen rondom de technologie, maar ook de kansen die er liggen. Binnen vrijwel elke organisatie vind je beide kampen overigens terug: de enthousiastelingen die AI zo snel mogelijk willen omarmen, en de technosceptici die het liever nog even aankijkt. Al die input is essentieel om AI een goede plek te geven in de samenleving. Daar is het zeker niet te laat voor: AI is er al, maar we hebben in Europa de kans om na te denken hoe we technologie zo kunnen ontwikkelen dat het echt een constructieve bijdrage levert aan onze maatschappij.’

‘Daarom ben ik zo blij met de universiteitsbrede interesse om de AI-geletterdheid omhoog te brengen, en met Societal Impact of AI, de specialisatie voor masterstudenten binnen onze AI-opleiding. Daarin wordt een nieuwe generatie AI’ers opgeleid tot adviseurs voor responsible innovation. Als het om effectiviteit gaat, kijken onze studenten niet alleen naar de technische aspecten, maar ook naar het oogpunt van de gebruiker en naar regelgeving. Daar moeten we wat mij betreft heen: dat nieuwe AI-systemen in een maatschappelijke context geanalyseerd worden. En daar kunnen we als universiteit met veel interdisciplinaire kennis een belangrijke rol in spelen.’